woensdag 23 september 2015

Absoluut! Absoluuuuuut!

Elke tijd heeft zijn eigen stopwoorden en krachttermen. Het woord dat ik de laatste jaren in toenemende mate hoor is 'absoluut'. En dan niet in de betekenis van: "Ik wil dit absoluut nooit meer zien…" Nee, als uitgehold stopwoord, maar met een speciaal doel. Het is een deksel en een deur; moet je maar eens goed opletten, wanneer mensen dit woord gebruiken.
Het stuiterige jonge artiestje dat in een adoratie-wereld terecht is gekomen die totaal niet geschikt is voor zijn puberale ontwikkeling, wordt geïnterviewd. Het praat rad, bijna onverstaanbaar raffelend. En wanneer de interviewer kan ziet een vraag te poneren in de brij van weinig-diepgang-vertonende vocabulaire, kan hij maar amper zijn zin afmaken "Absoluut, absoluut, absoluuuuut…" Vervolgens wordt een nieuwe alinea ingezet die blijk geeft dat het de vraag van de interviewer niet goed gehoord of – dat is meer te vrezen – in het geheel niet heeft begrepen.

Dat stuiterige sterrengedrag in het hedendaags taalgebruik is er een van het copy-paste-niveau. Je kunt niet spreken van jargon of elitair taalgebruik. Nee, men kopieert wat lekker bekt; soms zonder te snappen wat de essentie is van het woord. Daarom wordt er vooral veel onduidelijk engels gemengd in nederlandstalige interviews. Dan valt het niet teveel op. Geen interviewer die het in het moment-suprème van het vraaggesprek in zijn of haar hoofd haalt om nader uitleg te krijgen over het gebruikte woord. Dat zou dom klinken; immers jij bent de interviewer, dus jij hebt de taal onder controle…

Absoluut, absoluut… Vaak dikte ik het op kakkineuze-toon in tot: "Psoluut, Psoluuuuuuut!" Daarmee zette je het hele uitgeholde 'absolutisme' te kakken. Waarom niet gewoon 'ja', 'inderdaad', 'zeker' of 'yep'? Overigens hoorde ik dat ook door enkele oranjefans op Prinsjesdag, die toch al een behoorlijke leeftijd hadden bereikt. Het is de roes van het geïnterviewd worden, oeh eng! En het vooral benadrukken dat je slim bent, succesvol en helder van geest. Absoluut… ik vind het absoluut niet getuigen van een hoog niveau. Een aarts-chagrijn als bijvoorbeeld Maarten van Rossem gebruikt nooit het 'absoluut, absoluuuuuuut'. Die bromt meer dingen als: "Nou, nee…" of "Vind ik niet!" of "Dat vind ik onzin". Het is een interview, man! Ga er lekker tegenin en laat in je tegenantwoorden merken dat je de interview hebt gesnapt. Dat meedeinen op de golven van succes is zo tijdelijk. Als je ooit een of andere top bereikt, in het licht van een of andere schijnwerper komt te staan, laat dat dan een leermoment zijn. Juist dan heb je de kans iets wezenlijks toe te voegen aan ons taalgebruik. Want we hebben absoluut geen behoefte aan clichées.

zaterdag 7 februari 2015

Bezitterig voornaamwoord

We weten allemaal wel wat een bezittelijk voornaamwoord is. Daar zit toch altijd weer iets van 'eigendom' of 'bezit' in. Het is 'mijn kast' of 'zijn verantwoordelijkheid'. Een ongeladen duidelijke aanduiding van wat waarbij of bij wie hoort. Niks mis mee.
Juridisch gezien is het soms heel verhelderend om te weten wat 'mijn en dijn' is. Dat voorkomt discussies. De Rijdende Rechter wordt er in tal van bekvecht-gevallen bijgeroepen, waarin de discussies torenhoog oplaaien over vooral het 'mijn' en wat minder het 'dijn'.
Je bent trouwens wat dat 'mijn en dijn' betreft geneigd om 'dein' te schrijven, zoals onze oosterburen dat doen. Het genootschap 'Onze Taal' zegt daarover: "Het woord dijn is een oude vorm; tegenwoordig is jouw gebruikelijk. Dijn hoort bij du, dat in het Nederlands lange tijd de gebruikelijke vorm was voor 'jij'. Al in de zestiende eeuw (misschien nog eerder) is du in onbruik geraakt; jij was in die tijd al de gewone vorm. Twee naamvalsvormen van du (dij/dy ('Wat heb ick dy misdaen?') en dijn), hebben langer standgehouden, maar ook deze vormen zijn door de nieuwere vormen u/jou en uw/jouw verdrongen. Alleen in de combinatie het mijn en (het) dijn komt nog een oude vorm van du terug."

Maar er zijn situaties waarin mensen hun bezittelijk voornaamwoord wel heel voornamelijk gebruiken. Het moet er als het ware uitspatten dat dat ding of voorwerp van hén is. "Heb je mijn auto al gezien? Blits hè, die car van mij!?" Of dit: "Wij hebben bij ons huis een garage voor onze auto's, want ik heb er een en Jan heeft natuurlijk zijn Jaguaretje er ook nog bij staan." Het is niet aan te slepen, wat er allemaal van 'ons' is…
Of wat dacht je van mensen die jouw verhaal over je hartritmestoringen aanhoren en beginnen over: "Ja mijn dokter adviseerde mij om goed op mijn bloeddruk te letten en mijn cholesterol toch wat vaker te laten meten. Al is het maar voor mijn geruststelling…" Hun verhaal komt er dan altijd als een wegschuivende factor tussen, waardoor je nog even achteloos naar jouw eigen verhaaltje terugkijkt en denk: ach, waar zeur ik dan over?

Nóg irritanter is het wanneer mensen over andere mensen als hun bezit gaan praten. "Jan van mijn…" of "Mijn Kees doet…" of "Die jongens van mijn die eten toch zoveel." 'Jan van mijn'; hoewel het 'mijn' erachter staat, dringt het best flink op de voorgrond. Dat is geen bezittelijk voornaamwoord meer, maar een bezitterig voornaamwoord. We kennen geen slaven meer, maar blijkbaar is die ander nog wel mijn bezit. De Bijbel vertelt over man en vrouw dat ze aan elkaar gegeven zijn. Een man moet bij zijn vrouw wonen "met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook mede-erfgenamen der genade des levens met haar zijt", zegt Petrus in zijn eerste zendbrief, hoofdstuk 3. En wat de kinderen betreft lezen we in Psalm 127: "Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN; des buiks vrucht is een beloning." Kinderen zijn gekregen leengoed. Die kinderen zijn ten diepste niet van 'mijn' (het is trouwens 'mij') maar blijven Gods eigendom. En ze zijn er al helemaal niet om op verjaardagen of bij het schoolplein mee tegen elkaar op te pochen. Wat moet een ouder pochen, die een kindje met Down heeft? Die legt het altijd af. Kan zo'n ouder dan nooit trots op zijn kind zijn? Ik dacht het wel!
Laten we maar veel liever 'bezitterige voornaamwoorden' mijden: mijd het mijn en dijn…

dinsdag 13 januari 2015

Nuttelositeit

In alle ernst, ik meende het vanmiddag op Radio 4 te horen: nuttelositeit. Hoewel het een inhoudsloos woord is (nutteloos is immers leeg, zonder nut), vond ik het een leuk nieuw woord.
Stil zat ik voor me uit te mijmeren over dit onontgonnen woord. Dat achtervoegsel 'ositeit' is natuurlijk een vervoeging van het bijwoord 'nutteloos'.

Maar welk woord kent nog meer die vervoeging? Ja: nerveus --> nervositeit. Of: curieus --> curiositeit. Het 'eus' van het bijwoord wordt vervormd tot 'ositeit' bij het zelfstandig naamwoord. Beide voorbeelden zijn woorden die uit het frans stammen en ik vermoed dat ze daarom deze achtervoeging krijgen, wanneer ze tot zelfstandig naamwoord worden omgevormd.
Daar blijkt al weer het taalkundig manco van dit nieuwe woord. Immers, we spreken niet van nutteleus, maar van nutteloos. Ook religieus wordt religiositeit, maar hopeloos wordt geen hopelositeit. Stom wordt wel stommiteit en raar wordt rariteit; ik vermoed ook daar een franse origine. Maar elke '-oos' behoort volgens mij gewoon de toevoeging '-heid' te krijgen: nutteloos --> nutteloosheid; hopeloos --> hopeloosheid.

Het klopt dus niet, ik mag het taalkundig ook niet goed vinden. Maar ik blijf het een leuk woord vinden 'nuttelositeit'. Misschien wel een van de woorden van 2015? Ik bedoel het niet al te serieus; hoewel, je weet het maar nooit, want voor je het weet is het een seriositeit.

woensdag 7 januari 2015

Buut vrij!

Als kind speelde ik vaak verstoppertje. Het was de kunst (en ook de kick) om vrij te buten, liefst voor de hele pot! Maar wat is dat voor een woord: 'buut'?

Ik kwam erachter, toen mijn zoontje van vier me wees op een vlag (het is een hele omweg, maar ja). Hij was groen met een dropvormig geel vlak.


"Ja en met zo'n blauwe wereldbol," riep ik snel. Want ik wist het, dus dat moet je dan gauw laten merken! Blauwe wereldbol? Wat is die blauwe cirkel eigenlijk? Het bleek de sterrenhemel op het moment dat Brazilië een zelfstandig land werd; en de sterren stellen de afzonderlijke staten voor, met eentje op het noordelijk halfrond.
En over die blauw sterrenhemel ligt een band met een slogan: "Ordem e Progresso". Het motto bleek, volgens Wikipedia te komen van een franse filosoof:

Het motto Ordem e Progresso staat zoals vermeld voor "Orde en Vooruitgang" en is het bekendste motto van het positivisme. De kreet is afkomstig van een citaat van Auguste Comte: "L'amour pour principe et l'ordre pour base; le progrès pour but" ("Liefde als principe en orde als basis; vooruitgang als doel").
Isidore Marie Auguste François Xavier Comte was wiskundige en filosoof, aldus een andere pagina van hetzelfde Wikipedia. Het ging mij natuurlijk om de basis van dat motto, dat eindigde op het woordje 'but'. Het zal toch niet zo zijn… het zal toch niet van ons verstoppertje komen? Nee andersom, we gebruiken bij verstoppertje dus een frans woord: but (spreek uit als 'buut'; en het betekent: doel). Precies! De buut is het doel van het spelletje. Daar ging het om, want die moest je vrij… buten.

zaterdag 6 december 2014

A.U B.

Vanmiddag zat ik, na een wandeling door het Loetbos, met drie van mijn kinderen in een restaurant achter een heerlijke mok warme chocolademelk. Heerlijk! Naast ons tafeltje stond een nep-kerstboom met een piek waaruit nepsneeuw spoot (piepschuim). Grappig, net alsof het echt sneeuwde. Op een handgeschreven bordje stond dat we dat ding niet mochten aanraken. En er stond netjes 'a.u.b.' bij. Toen ik die drie letters op me in liet werken, dacht ik: dat klopt eigenlijk niet!

Je hebt zo van die afkortingen, die ingesleten zijn, maar taaltechnisch fout! En dan bedoel ik niet die muggenzifterige discussies over of je ds. drs. dr. prof. ir. en ing. wel of niet met een punt schrijft. Sommigen zeggen dan: het is een afkorting, dus een punt, anderen zeggen dat punten alleen aan het einde van een zin thuishoren. Maar je hebt ook een heel merkwaardige middenstroom, die er het complete woord bij leggen en dan zeggen: ds (dominus), drs (doctorandus), dr (doctor) en ir (ingenieur) behoren niet met een punt, want die eindigen ook op dezelfde letter als waarmee het complete woord eindigt. En prof. (professor) en ing. (ingenieur) behoren wél een punt te krijgen, omdat ze daadwerkelijke afkortingen zijn, middenin het woord. De punt suggereert dan als het ware dat er nog wat achteraan komt. Dat laatste vind ik niet. Een afkorting is een afkorting; en elke afkorting behoort een punt te krijgen, om daarmee aan te geven dat het een afkorting is. Ja, eigenlijk ook cm. en mm., almede kg., l. en zelfs m.!

Maar er zijn ook van die samengestelde afkorting: z.o.z. (zie ommezijde), of d.w.z. (dat wil zeggen). In al dit soort gevallen zijn brokken van het woord afgekort tot 1 letter. En om aan te geven dat er meer komt na elke letter, wordt er driemaal een punt gezet. Ook engelsen, duitsers en fransen doen dat: u.s.w. (und so weiter), s.v.p. (s'il vous plaît), s.o.s. (safe our souls).

Maar nu dat bordje bij de kerstboom van vanmiddag: a.u.b.. (let er ook op dat aan het einde van de regel er nog een sluitpunt komt, dus twee punten!) Klopt die afkorting eigenlijk wel helemaal? Waar is het de afkorting van? A.u.b.: als het u belieft. Ik snap best dat de afkorting a.h.u.b. niet echt lekker bekt, maar a.u.b.… Die punt achter de 'a' snap ik: a. = als. Die punt achter de 'b' ook: b. = blieft of belieft. Maar die punt achter de u? Waar komt die vandaan? Of liever, waar staat die voor? Wat wordt er afgekort met die punt? Voelt u? Dat schoot nu vanmiddag door me heen en ik snapte niet waarom nog nooit iemand daar over was gevallen. Het zal wel met die lastige fransen te maken hebben, die s.v.p. netjes met drie formeel juiste punten afkortten. Maar wie buitenlands vertaalt naar nederlands, moet niet 1-op-1 alles over willen nemen! Ik houd het bij a.u b., maar als u die spatie verwarrend vindt, mag u die wel weglaten, hoor! Krijg je a.ub. Hooguit dat een of andere taalhark u zal vragen waar ub. de afkorting dan toch wel van is…

maandag 25 augustus 2014

Arrogante productnamen

Je hebt in de reclamewereld veel superlatieven. Dat moet, want we moeten de mensen toch de indruk geven dat het nieuwe product écht alle voorgaande of andere producten overtreft. En niet zo'n beetje ook! Zo had je ooit de slogan: "Op een dag drink je geen bier meer, maar drink je Grolsch". Je schijnt pas een man te zijn – ik heb er natuurlijk geen verstand van als wijndrinker – als je bier drinkt. Bierdrinken heeft niets te maken met dorst, maar met véél zuipen. Maar al die zogenaamd stoere bierdrinkers worden met elkaar in een hoek geschoffeerd, door daar iets wezenlijks tegenover te stellen: Grolsch (met 'es see haa'). Da's geen bier, da's… eh… tjah eh da's Grolsch. Als je er beetje langer over nadenkt is het misschien helemaal niet zo'n handige slogan. Maar ja, zo gaat dat met kooplustig Nederland: lang nadenken vóór het kopen is er niet bij. Het is een kwestie van mensen snel over die koop-streep trekken!

Zo heb je bijvoorbeeld de Hema die de slogan bezigde: "De normaalste zaak van de wereld". Al die andere warenhuizen werden direct een hoek in geschoffeerd als 'niet normaal' of 'arrogant'; nee dan Hema! Nou heb ik als christen altijd een dubbel gevoel bij 'wereld'. Als het de gewoonste zaak van de wereld is, dan moet ik op zijn minst al een kritische houding aannemen!

Of, enkele jaren geleden VW: "Volkswagen, wie anders?" Dan durf je gelijk geen enkele vraag meer te stellen en geen opmerking te maken. Volkswagen! Wie anders? Ja dom natuurlijk, dat ik daar niet aan had gedacht!
"Een beetje van jezelf en een beetje van Maggi" was dan wel weer een soort van eerlijk. Och wat smaakt dat lekker, zeg. Ja, het is niet helemaal alleen van mezelf hoor. Ik had er ook een beetje van Maggi bij, zie je.
Of van die slogans, die jouzelf buiten spel zetten. In 1938 werd de CocaCola-slogan gelanceerd: "Thirst asks nothing more." Daar laten ze jouw dorst aan het woord; zie je wel, je dorst vraagt verder nergens meer om. Wat zit je daar nou in te schenken? Fanta? 7Up? Dom! Luister dan toch naar je dorst, man!
Nou, zo zouden we nog wel een poosje door kunnen gaan.

Maar staande voor het koekschap in de supermarkt, liet ik mijn ogen langs de namen van de diverse koeken dwalen. Ze bleven haken op het bordje bij 'Gevulde koeken'. Normaal lik ik dan m'n vingers af. Gevulde koeken! Lekker. Ja, niet met van die wittebonenmaalsels erin, maar echte banketbakkersspijs! Maar nu… die naam 'Gevulde koeken'. Daar zo temidden van de Stroopwafels, de Merpijpen, de Kletskoppen en de Jodenkoeken (oeps, dat mag niet meer; nou, de Speculaasjes dan). Ja kijk, dat waren natuurlijk geen gevulde koeken. De 'Gevulde koeken', dát waren de enige gevulde koeken. Die anderen?
Een gevulde portemonnaie staat tegenover een lege beurs. Een gevulde zaal is het tegenovergestelde van een lege zaal (en dus een afgang). Een gevulde orderportefeuille is de droom van alle (bijna) failliete bedrijven met een leeg orderpakket. Dus: je hebt Gevulde koeken en… lege koeken. Lege Stroopwafel (gevuld met stroop); lege mergpijpen (gevuld met cake en jam en botercrème); lege Kletskoppen (gevuld met stukjes caramel); lege Speculaasjes (gevuld met pittige speculaaskruiden). Nee, dan de Gevulde koeken!

donderdag 21 augustus 2014

Slaplant of Slaapland?

Taal is een raar ding. Waar zouden we zijn zonder het geschreven woord? De letters vormen samen een woord, maar het is belangrijk hóe ze gerangschikt worden. De betekenis kan zomaar wijzigen. Dat zul je allemaal weleens meegemaakt hebben. Daar zijn zelfs spelletjes van. Je kent die grappige zinnetjes wel, waar je plaatsnamen moet invullen, die dan in een bepaald verband een heel andere betekenis krijgen. Zoiets als: "Zwarte Piet kon het me ook niet helpen, dus ik denk dat ik dan toch maar naar ………" Inderdaad: Sint Nicolaasga. Of: "In schaken ben ik niet zo goed, maar ik vrees dat ik nóg ………" Juist: Rotterdam.

Een heel ander spel met woorden en letters is het anders opdelen van woorden: spoorweg-werkers of spoor-wegwerkers; klossie garen of klos sigaren. Bij dat laatste zie je al dat het grapje vooral fonetisch is. Grappige verschuivingen van klemtonen, dat deed mijn moeder vroeger al: "Hij zat in de gé van genis met een benen-pen hart en at de venterkoek. En dan zwijg ik nog maar van de bewust dislexische verdraaiing van letters in een woord, waardoor de grappigste woorden ontstaan.

Dat taal soms voor lastige dingen kan zorgen, als je spreektaal moet omzetten in geschreven woorden, ervoer ik eens tijdens een franse luistertest op de havo. Luistertesten waren niet mijn ding, maar ja, daar wordt niet naar gevraagd. Het verhaal van de luistertest ging over iemand die naar de winkel was gegaan voor een brood; hij liep 'dans la route' met 'la pain' onder zijn arm. Helaas moest ik het hebben van hapsnap-woordherkenning. 'Lapin'? Ja dat woord kende ik wel: konijn. Ik dacht het verhaal te begrijpen en ik zag de man met zijn konijn onder zijn arm langs de weg lopen. Wel een beetje raar, maar ja… rare jongens die fransen, niet? Bij de vragen die werden gesteld over het verhaal, kwam ik er pas achter (en dat was op zich nog net op tijd) dat het niet over een konijn, maar over een brood ging!

Hoe ik hierop kwam? Ik stuurde onze jongste daarnet voor de tweede maal naar zijn bed en vroeg hem waarover hij ging dromen. "Overrrrrrrrr…" (er vloog opeens een vogel langs het raam) "…vogels ennnnn… (om tijd te rekken) piraten," zei hij. "Vogels?" vroeg mijn vrouw. "En dan droom je zeker dat je op de rug van een vogel meevliegt, net als Niels Holgerson?" "Helemaal naar slaplant," vulde ik aan.